Włocławek: Młyn – zoutmolen
Zoals vele gebieden in het huidige Polen, is de stad vele malen van eigenaar gewisseld. In 1793 was Włocławek Pruisisch. Het zout kwam toen uit de steenzoutmijnen van Wieliczka en Bochnia. Na 1815 kwam het onder Russisch bewind en vielen de gebieden waar het zout vandaan kwam onder Oostenrijk. Daarna haalde men in Włocławek eerst het zout uit Ciechocinek en vervolgens uit het toenmalige Zuid-Rusland (de Krim).
Rond 1900 waren er drie zoutmolens in Włocławek in gebruik. Het daarvoor benodigde zout werd in die tijd in grove vorm per schip vanuit de Krim via Gdansk aangevoerd. Eigenaren waren: Balasjev uit Saki (bij Eupatoria, Krim), en Lejb Stern, die ook eigenaar was van verschillende schepen op de Wisła.
Balasjev bouwde zijn zoutmolen in 1890; hij was leverancier van het Russische rijk. Hij produceerde 6000 ton zout per jaar en had 25 werknemers in dienst. De molen was in gebruik tot 1916, toen de invoering van het Russische Staatsmonopolie op zout een eind maakte aan deze lucratieve handel.
Stern had oorspronkelijk het monopolie van het zout uit Ciechocinek, waar het werd gewonnen met behulp van gradeerwerken. Later haalde ook hij zijn zout uit de Krim. Vanaf 1885 leverde hij aan het Poolse koninkrijk. In 1902 bouwde hij in Włocławek een zoutmolen. De molen produceerde 30 ton per dag en had meer dan 12 werknemers in dienst. Ook deze molen was in gebruik tot 1916. Al deze molens hadden toen moderne stoommachines.
Na 1945 diende de molen van Stern voor opslag van groente (kolen, uien, aardappelen, erwten). Aan het eind van de 20e eeuw raakte hij in verval. Eind jaren 1990 is de ruïne opgekocht en gerestaureerd door Andrzej Rozbicki. In 2002 werd in dit gebouw Hotel & Spa Młyn [=’molen’] geopend.
Vanaf 1904 had Stern blijkbaar twee zoutmolens in bedrijf. Beide werden gepacht door de HMZER, waarbij de ene molen voor Stern produceerde, de andere voor de HMZER en de Franse maatschappij. In 1906 krijgt LW in Warschau een aanvulling van R900.- op zijn salaris, voor het werk met betrekking tot de molen(s) in Włocławek. In 1912 schrijft JC dat het opperbeheer van de zaken te Włocławek bij het kantoor in Warschau berustte, een verantwoordelijkheid waarvoor hijzelf en W. Cimbal een extra vergoeding kregen.